Yamaha CVP-301 Electronic Keyboard User Manual


 
Uw instrument gebruiken met
andere apparaten
CVP-305/303/301 Gebruikershandleiding
184
De functies Sostenuto en Portamento hebben geen invloed op de Organ Flute-voices, zelfs niet als ze zijn toegewezen aan de
voetpedalen.
Aanpasbare parameters voor de verschillende functies
De volgende parameters komen overeen met de knoppen [2
π†
]–[8
π†
]. De beschikbaarheid van de parameters is
afhankelijk van het geselecteerde regeltype. Als bijvoorbeeld SUSTAIN is geselecteerd als het type, verschijnen de
parameters 'HALF PEDAL POINT', 'RIGHT 1', 'RIGHT 2' en 'LEFT' automatisch in de display.
ENDING1–3
Gelijk aan de knoppen [ENDING/rit. I-III].
FADE IN/OUT
Gelijk aan de knop [FADE IN/OUT].
FING/ON BASS
Het pedaal schakelt beurtelings tussen de Fingered- en On Bass-modi (pagina 97).
BASS HOLD
Terwijl het pedaal wordt ingedrukt, zal de basnoot van de begeleidingsstijl worden
vastgehouden, zelfs als het akkoord wordt gewijzigd tijdens het afspelen van stijl. Als
de vingerzetting is ingesteld op 'AI FULL KEYBOARD', werkt de functie niet.
PERCUSSION
Het pedaal speelt een percussie-instrument dat is geselecteerd met de knoppen
[4
π†
]–[8
π†
]. U kunt het toetsenbord gebruiken om het gewenste percussie-
instrument te selecteren.
RIGHT1 ON/OFF
Gelijk aan de knop PART ON/OFF [RIGHT 1].
RIGHT2 ON/OFF
Gelijk aan de knop PART ON/OFF [RIGHT 2].
LEFT ON/OFF
Gelijk aan de knop PART ON/OFF [LEFT].
OTS+
Hiermee wordt de volgende One Touch Setting opgeroepen.
OTS–
Hiermee wordt de vorige One Touch Setting opgeroepen.
SONG, STYLE, MIC, LEFT, RIGHT1,
RIGHT2
Hiermee worden de gedeelten aangegeven die zullen worden beïnvloed door het
pedaal.
HALF PEDAL POINT* U kunt aangeven hoe ver u het pedaal moet indrukken, voordat het dempereffect
(pagina 183) begint te werken. Dit kan alleen worden ingesteld voor het rechterpedaal
en voor het pedaal dat op de aansluiting [AUX PEDAL] van het instrument is
aangesloten.
DEPTH Bepaalt de diepte van het pedaaleffect.
UP/DOWN Als GLIDE of PITCH BEND is geselecteerd, wordt hiermee bepaald of de toonhoogte
omhoog gaat of omlaag.
RANGE Als GLIDE of PITCH BEND is geselecteerd, wordt hiermee het bereik bepaald van de
toonhoogtewijziging in halve noten. Gekoppeld aan de instelling bij Mixing Console
Pitch Bend Range (pagina 82).
ON SPEED Als GLIDE is geselecteerd, wordt hiermee de snelheid bepaald van de
toonhoogtewijziging wanneer het pedaal wordt ingedrukt.
OFF SPEED Als GLIDE is geselecteerd, wordt hiermee de snelheid bepaald van de
toonhoogtewijziging wanneer het pedaal wordt losgelaten.
KIT Als PERCUSSION is toegewezen aan het pedaal, worden alle beschikbare drumkits hier
getoond. Zo kunt u de bepaalde drumkit selecteren die u wilt gebruiken voor het
pedaal.
PERCUSSION Als PERCUSSION is toegewezen aan het pedaal, worden alle geluiden van de
geselecteerde drumkit (bij KIT hiervoor) hier getoond. Dit bepaalt het specifieke
instrumentgeluid dat wordt toegewezen aan het pedaal.
OPMERKING
De voetschakelaar of voetregelaar gebruiken (aansluiting [AUX PEDAL])